Kunstwand na Kunstwand.

 

In aug.-sept. 2001 had voor de 8ste opeenvolgende keer de jaarlijkse kunstwand (KW01) van vzw ‘t GeWET& plaats in Schriek. Nee Schriek is geen grootstad ook geen grootgemeente, niet centraal gelegen en jawel ook nog moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Toch groeide dit initiatief in publieke belangstelling van jaar tot jaar, vertrekkend vanuit het sociale en uitmondend in (levens)kunsten, dankzij de inzet van enkelingen en met de medewerking van individuele en geďnstitutionaliseerde deelnemers uit diverse sociale bevolkingslagen. Door zulk een niet aanwijsbare aanwezigheid van diversiteiten leidde dit tot een ‘reële’ integratie waarin niet de deelnemer het kijkstuk werd (als vertegenwoordiger van een bepaalde status of groep), maar waarin de sfeer die het evenement ademde de aanwezigen kon boeien en bij hen vragen opriep; wie het eens meemaakte ging naar huis met een blijvende indruk. Enkele schrijvers-dichters schreven haast jaarlijks een schrijfstuk als gevolg van hun ervaringen met dit kunstwandproject. Chris Marteleur is één van hen, het 8ste kunstwandjaar (2001) zette hij de opening op papier, voegde er nog een korte intro aan toe , … en zo verkregen we dit: 

 

Voor sommigen  lijkt het nog op het landschap dat wij 300 of 400 jaar geleden kenden en dat nu alras verdwenen is. Dat landschap hebben wij snel geinstitutionaliseerd, want ook wij zijn een beetje dat regentenlandje met talloze instellingen, organen, diensten en centra allerlei. Zo vergaat het initiatieven die een soort drempel hebben overschreden en plotseling de aandacht (en de subsidie) krijgen waarmee vadertje staat zijn beminde telgen beloont. Toch, en dat is hoopvol, groeien en bloeien er concepten tegen alle stroom in, tegen alle genetisch gemanipuleer in. Het is mooi dan te denken aan die sierlijke plantjes die soms tussen de conserveblikjes en de plastic flessen op bloeien. Zoiets is de Kunstwand(eling) in Schriek, een jaarlijks gebeuren dat door een stelletje vrijwilligers, een minzaam kunstenaar, een troebele dichter en een paar lieve kinderen op poten wordt gezet. Zij kennen de wegen naar de media en de instellingen niet al te best want zij voelen zich meer thuis op het onbegane pad. Ze timmeren soms letterlijk langs de weg en ze lullen wel eens aan de tapkast. Maar telkens weer toveren ze het onwaarschijnlijke voor de dag: een Kunstwandeling met dikwijls meer dan 130 kunstenaars, met kaarsende buren en hun carports, met een kerkgang vol schilderijen en een verloren dichter op de wei.

De opening van de Kunstwand 2001 klonk zo:

Dit is een verhaal dat nergens wordt geschreven, dat noch einde noch begin kent. Het huilt en het klaagt, het tiert en het juicht. Het is vol bewondering voor zichzelf en vervloekt zichzelf als de pest.

Het is als volgt:

Op een zondagnamiddag in de zomer kuiert een jonge man of een niet zo’n jonge man langs een eeuwige rivier en dan merkt hij aan de overkant, net voorbij het flink opgeschoten riet, een meisje in een witte jurk met rode bolletjes. Ze heeft een mond vol van augustus en lippen die alleen kersen kusten. De man vloekt omdat er geen brug is , maar de koortsige gloed die hem nu vangt, voert hem huiswaarts en wanneer de merels zwijgen schrijft hij het gedicht.

 

Het sneeuwt en haar laarsjes laten haastige sporen na op het gladde trottoir. Ze spoedt zich naar het postkantoor. Sluitingstijd, weet je wel. En dan merkt ze, achteraan in een tuin een oud paard en een oude boer met een pijp in de mond. En de boer voert het paard een gerimpelde appel. De deur van het postkantoor valt net dicht en het meisje  haalt niet eens haar schouders op. Ze zet zich op een kille, besneeuwde bank , neemt haar schetsboek en tekent de rook boven het dampende paard.

 

Zo is er iets dat ik niet kan schrijven, dat ik je niet kan vertellen maar het vanavond toch probeer. Ik wil je iets vertellen over de Kunstwandeling, maar ik heb mijn woorden niet gevonden, ik heb mijn verhaal niet gekend.

En dan vraag ik jou: Vertel of zing of fluit of dans of schilder een kunstwandeling na al die jaren.

En de dichter-muzikant zong en verhaalde zijn gedicht.

Kaarsjes lichten op en iedereen probeert te fluisteren want het hoge woord hoort hier niet.

Kaarsjes worden ontstoken

 

Kom, breng me bij het vuur dat mijn botten zich warmen.

Kom, verhef me dat ik het blauwe zie en de zon.

Kom, kietel me dat ik in je ogen kijk.

Kom, geef me een woord dat ik je kan vertellen.

 

Daarop nam een ander spreker het woord:

‘Internet, in al te vrije vertaling tussen het net en  tussen de mazen van het net.‘

Gisteren ontving hij een mail uit het buitenland met grote titels over naijver en onveiligheid. Ja hij kende dat gevoel.

Het voorbij jaar had hij immers een Italiaanse in zijn klas, een jonge vrouw van achtenswaardige afkomst, van Sardinië. Ze was ergens door haar afkomst in slechte papieren geraakt – het was zoiets als een sardientje in een krant gewikkeld, of liever verwikkeld – en ‘t had te maken met haar afkomst en de vendetta van de familia. Na nieuwjaar is ze niet meer naar de klas teruggekeerd.

Op dit ogenblik nu had hij echter andere zorgen of nee, het liep op wieltjes. Rollen zoals het rollen moest. Eerst had hij kennisgemaakt met de organisatoren, vervolgens met de locatiehouder en mede-exposanten en tot slot ook met de dorpbewoners. Zo was het door hem voorbedacht, met frigo-box en rugzak een opklapbed en wat meubilair had hij zijn intrek genomen in de tentoonstelruimte. Men moet wel gedacht hebben dat dit sterk geleek op Amsterdamse huisjeskrakerij eerder dan dat het deed denken aan deelname in een evenement.

Het meest vreemde dat hij daarbij mocht ervaren had eerder te maken met communicatieve relaties – iets wiskundigs? – dan met artistieke aspiraties.

Zeven dagen was hij zo te gast bij mensen, hij werd uitgenodigd aan tafel, maakte een praatje in de zitplaats, en luisterde naar de gezelligheid op straat.

Dan bedacht hij te hebben begrepen dat de installatie die hij voorbereidde altijd al een wezenlijk kenmerk had gemist, namelijk ‘het menselijke’ en dat zat niet in de eerste plaats in zijn kunstwerken, het werd nu pas met volle teugen toegevoegd door ieder van degenen die hij die dagen mocht ontmoeten. En dan realiseerde hij zich eindelijk dat ook de Italiaanse vrouw daar een deel van werd samen met alle inter-net-berichten die hij nooit begrepen had.

 

En toch, wanneer we iedere avond het polystyrene van onze TV’s losrukken en onze matrassen vullen met het zagemeel uit de VTM fabriek, of het piepschuim van de VRT of de betonresten van VT4, toch willen we dan wel eens stappen en kaarsjes branden op de KW, want we zijn toch net iets meer.

                                                                                                                                                                       

Augustus 2001 – Chris Marteleur

(terug/back/retour naar nieuwsbrieven)